Bijeenkomst Dutch Songs On-line

Op 10 mei 2007 is in de Sweelinckzaal in Utrecht een bijeenkomst belegd over het toekomstige project Dutch Songs On-line. Dit behelst de opname van de teksten van meer dan honderdduizend liederen in de DBNL en de ontwikkeling van een hoogwaardige onderzoekstool waarbij gebruik kan worden gemaakt van de metadata van de Nederlandse Liederenbank. Daarnaast wordt een onderzoekswerkgroep voor het Nederlandse lied opgericht. Het is een samenwerkingsproject van het Meertens Instituut en de DBNL met de Universiteit Utrecht en de Koninklijke Bibliotheek. Tijdens de bijeenkomst leverden de gasten -- vooral neerlandici en musicologen van Nederlandse en Vlaamse Universiteiten -- in een levendige discussie feed-back op het plan, dat in september zal worden ingediend bij NWO.

Verslag van de bijeenkomst ‘Dutch Songs on-line’, donderdag 10 mei 2007 (Elisabeth de Bruijn)

Welkomswoord Dieuwke van der Poel
De aanleiding van de bijeenkomst is de NWO-aanvraag Middelgroot van het project ‘Dutch Songs on-line’. Het gaat om de ontwikkeling van een database, waarmee het mogelijk wordt teksten, muziek en bronnen van het Nederlandse lied te onderzoeken (periode Middeleeuwen tot 1900).

De initiatiefnemers zijn: Martine de Bruin (MI), Louis Grijp (MI/UU), Ad Leerintveld (KB), Dieuwke van der Poel (UU), René van Stipriaan (DBNL) en Els Stronks (UU).

De twee belangrijkste doelen van de bijeenkomst op 10 mei zijn:

1)    Inventariseren aan welke eisen de database moet voldoen om tegemoet te komen aan de wensen van de gebruikers (onderzoekers en andere geïnteresseerden).
2)    Mogelijkheden peilen om te komen tot een Werkgroep van het Nederlandse lied, met als centrale vraagstelling de relatie tussen het lied en de zingende groep.

Inleiding Louis Peter Grijp
Het doel van het  project Dutch songs on-line is het bouwen van een krachtig onderzoeksinstrument waarmee teksten, muziek en bronnen van het Nederlandse lied kunnen worden onderzocht, een database met bijbehorende interface die de kwaliteiten van de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut en de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren in zich verenigt. Het gaat in totaal om ongeveer 127.500 liedteksten. De database zal daarmee een van de grootste in zijn soort ter wereld worden. Door uit te gaan van de metadata van de Liederenbank wordt veel werk uitgespaard, maar het impliceert dat er relatief veel nadruk op de periode van de Middeleeuwen tot en met de 17e eeuw komt te liggen, terwijl de 18e eeuw ondervertegenwoordigd is en het theaterlied van de 19e eeuw nauwelijks aan bod komt. Anderzijds weerspiegelt dit de huidige onderzoeksinteresse.

Inleiding Frank Willaert
In de medioneerlandistiek zijn er de afgelopen 15 jaar drie onderzoeksprojecten in groepsverband geweest die resulteerden in drie bundels: Een zoet akkoord (1992), Veelderhande liedekens (1997) en De fiere nachtegaal (te verschijnen). Het is een groot winstpunt dat interdisciplinariteit daarbij steeds vanzelfsprekender is geworden. Ook is het toe te juichen dat er steeds meer aandacht komt voor 16e-eeuwse liederen (tijdens de werkzaamheden voor Het repertorium van het Nederlandse lied tot 1600 bleek er veel meer materiaal dan vermoed uit deze periode te zijn). Ook de sterk toegenomen belangstelling voor oraliteit is een belangrijke ontwikkeling.
De voorgestelde onderzoeksvraag m.b.t. de zingende groep plaatst zich in een traditie die de afgelopen jaren de medioneerlandistiek heeft gedomineerd en waarin de relatie tussen tekst en context centraal stond. Deze invalshoek is breed genoeg om de nodige ruimte te creëren voor allerlei onderzoek. Belangrijk en vernieuwend is de nadruk op de diachronie, wat bij langlevende genres noodzakelijk is, en waarbij mentaliteitshistorische vraagstukken over een lange periode bestudeerd kunnen worden (thema’s als maagdelijkheid, seksualiteit en huwelijk). In principe zal wel per periode gewerkt kunnen worden, maar gemeenschappelijke bijeenkomsten zijn zeker nodig, bijvoorbeeld op een jaarlijkse Dag van het lied (op 10 mei, de dag dat het Wilhelmus het Nederlandse volkslied geworden is?).

Voorstellen:
-    De databank moet gevoed worden en daarbij kunnen studenten en docenten worden ingezet. Studenten zijn doorgaans gemotiveerder als zij werken voor een doel. Bovendien worden zo toekomstige onderzoekers gekweekt.
-    Uniformering van spelling in de database verdient niet de hoogste prioriteit. Spellingsproblemen zijn eenvoudig op te lossen met behulp van een zoekfunctie met jokers o.i.d. (zie CD-rom Middelnederlands). Aanbod van platte tekst is goed. Ook aandacht voor onderzoeksvragen over bv. contiguïteit van woorden (waaronder formules) en rijmwoorden is van belang
-    Samenwerking met het buitenland is belangrijk, zowel met onderzoekers als met andere repertoriummakers.

Inleiding René van Stipriaan
Hoewel de DBNL volgens een ruwe schatting momenteel 5000 à 10.000 liedteksten gedigitaliseerd heeft , valt een groot deel nog steeds buiten het bereik van de DBNL. Bovendien gaat de site uit van de tekst: er is thans geen aandacht voor muzieknotatie of veldopnames. Toch heeft de DBNL het plan in de komende jaren zoveel mogelijk literatuur te ontsluiten. Deelname aan het project ‘Dutch Songs’ is dan ook een win-win-situatie voor zowel de DBNL als het liedonderzoek. Wat de DBNL kan bijdragen aan ‘Dutch Songs’ is een focus op contextuele informatie (zoals de herkomst van bundels, de datering, leefjaren, geboorte- en sterfplaats auteurs, biografica, oeuvres etc) die belangrijk kan zijn bij vervolgonderzoek. Een aantal prioriteiten van de DBNL zijn:
-    Teksten invoeren, met behoud van de context
-    Bijbehorende metadata aanbrengen voor een koppeling met de Liederenbank
-    Opwerken DBNL-databases
-    Afstemming van selectiemethodieken met de Liederenbank
-    Inbreng van wetenschappers mogelijk maken ineen wiki-opzet.

Voorstellen:
-    Onderzoekers moeten zélf een corpus kunnen samenstellen aan de hand van hun eigen criteria en eigen onderzoeksvragen (bijvoorbeeld inzoomen op vrouwelijke auteurs uit de periode 1600-1620).
-    De databank kan gekoppeld worden aan het WNT om spellingsvarianten te vinden, of aan de STCN om drukken en plaatsen van drukken te vinden.

Inleiding Martine de Bruin
Een demonstratie van het gebruik van de Liederenbank bij onderzoek en over de ontwikkelingen van dit onderzoeksinstrument vanaf het ontstaan.

Aandachtspunt van de Liederenbank:
-    Er zijn veel omissies in het materiaal (bijvoorbeeld auteur of herkomst van de liedjes is onbekend)
-    Het bijhouden en aanvullen van de Liederenbank is erg arbeidsintensief. Wellicht moet hierbij weer aan studenten gedacht worden.
-    Het is van groot belang ook scans aan te hechten, onder andere omdat dat een manier is om de muziek zichtbaar te maken.

Inleiding Els Stronks
Voorwaarden voor de technische ontsluiting van de databank:
-    De zoekvragen moeten overeenkomen met bestaande zoekmachines als Picarta of de BNTL.
-    Microsoft moet zoveel mogelijk vermeden worden.
-    Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande databases, maar er komt een nieuwe database (deep portal) die gegevens uit de andere databases (Liederenbank, DBNL) combineert en gerichte antwoorden teruggeeft.
Ervaring met het Emblem Project Utrecht leert dat het ontwerpen van de database dusdanig gecompliceerd is dat er informatici aan moeten werken (vandaar NWO Middelgroot), die zowel met technische aspecten als met letterkundige problemen (zoals herspellingsproblemen) vertrouwd zijn. Doel is dus een goede inhoudelijke én technische ontsluiting.
Aan de zaal wordt expliciet op twee aspecten commentaar gevraagd:
1.    de deep portal opzet is ook gekozen om andere projecten/databases/instituten aan te sluiten: welke partners zouden daarvoor in aanmerking komen?
2.    welke zoekmogelijkheden en ondersteuningen zijn in de deep portal wenselijk? Voorstellen:
-    Zoekveldjes per auteur, titel, thema, etc.
-    Mogelijkheid fulltext zoeken
-    Thematisch doorzoeken (hierdoor verschijnen er ook teksten die men niet in eerste instantie had bedacht)
-    Keyword-suggester
-    Bibliografisch
-    Topografisch
-    Zoekopties die nog niet bestaan

Opmerking uit de zaal:
Op een congres in Versailles stond de vraag centraal hoe databases met barokmuziek ontsloten konden worden. Wellicht kunnen we iets van de Franse methoden leren.

Inleiding Maartje de Wilde
De onderzoekspraktijk rond de Liederenbank leert dat het wenselijk is dat er meer teksten in het onderzoeksinstrument zitten. Wegens tijdgebrek had indertijd het inventariseren van de hoeveelheid liederen prioriteit boven de volledige invulling van alle categorieën in de Liederenbank. Door de relatief geringe hoeveelheid opgenomen full-textbestanden, ontstaan problemen bij het thematisch doorzoeken van de databank. Het is niet voldoende alleen de incipit te ontsluiten. Daarnaast kan de Liederenbank door full-text ontsluiting een breder publiek aanspreken: buitenstaanders hebben vaak thematische vragen. Tot slot zijn de teksten niet alleen nodig om te weten waar een lied over gaat: ze zijn ook een voorwaarde voor vervolgonderzoek.

Voorstellen (die grotendeels al in Dutch Song verwezenlijkt zullen worden)
-    Er moeten full-text zoekmogelijkheden komen
-    Wanneer er edities van bepaalde bronnen voorhanden zijn, moeten deze ingevoerd worden
-    Het moet mogelijk zijn gecombineerde zoekacties uit te voeren (bijv. zowel op tekstfragmenten als thema)
-    Alle leesverzen, voorredes, nawerken, aanwijzingen m.b.t. mecenaat en publiek etc. waar teksten van vergezeld zijn, moeten worden opgenomen
-    Ook toneelliederen moeten in het corpus voorkomen, op zo’n manier dat te achterhalen is in welke context de liedjes gezongen worden
-    Gescande reproducties van alle liedbronnen zijn onmisbaar, aangezien dan ook onderzoek gedaan kan worden naar de vormgeving van de liedbronnen
 
Introductie discussie Louis Peter Grijp
Het project Dutch songs on-line biedt een gouden kans om een oude wens in vervulling te doen gaan: namelijk het opstellen van een interdisciplinaire Werkgroep van het Nederlandse lied, met als deelnemersw neerlandici, musicologen, etnologen en andere geïnteresseerde wetenschappers die het beoogde onderzoeksinstrument willen gebruiken. Dit komt goed overeen met een van de eisen bij  NWO Middelgroot, nl. dat onderzoekers van andere instellingen dan de aanvragers ook gebruik kunnen maken van het resultaat van de investering.
De interesses en methodes van al deze personen zijn echter heel divers. Het is daarom goed om te werken binnen een ruime onderzoeksvraag die als centraal richtpunt dient: namelijk naar de relatie tussen het lied en de zingende groep. Een toelichting op deze onderzoeksvraag is reeds gegeven in het discussiestuk dat de deelnemers eerder toegestuurd kregen. Binnen de grotere werkgroep kan door subwerkgroepen gewerkt worden aan een of meer bundels. Dit kan vanuit een aantal invalshoeken: bijvoorbeeld per tijdvak (met aandacht voor bijv. de ondergeschoven 18e-eeuw); diachroon (per thema); per cultureel circuit (verhouding lied en groep, in het verlengde van tekst en context); performance; beleving; contrafactuur; intertekstualiteit; concordantie; varianten; populariteit of orale overlevering.
Het lange termijndoel is te komen tot een veelomvattende geschiedschrijving met als werktitel Een liedgeschiedenis der Nederlanden, naar het voorbeeld van (onder meer) Nederlandse literatuur, een geschiedenis, en Een muziekgeschiedenis der Nederlanden.

Discussie: aandachtspunten uit de zaal

In de discussie is getracht de twee hoofddoelen, namelijk het opzetten van werkgroepen en de invulling van de databank, zoveel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten.

-    In de database is de periode na 1900 ondervertegenwoordigd vanwege het opkomen van de mechanische distributie van muziek en het auteursrecht. Trek omwille van de volledigheid de grens liever rond 1930, want 70 jaar na de dood van de auteur komt auteursrecht vrij.
-    Er is behoefte aan een inventarisatie van de achtergronden van de aanwezigen en andere geïnteresseerden en een beschrijving van ieders onderzoek.
-    Omwille van de volledigheid worden in de database teksten opgenomen waar iedereen altijd omheen gelopen is vanwege de zeer slechte leesbaarheid: dit kan problemen opleveren. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld muzieknotaties die niet zijn ontsleuteld: hoe moeten deze dan in transcriptievorm in de databank verschijnen? Men is het er over eens dat ook onvolledige edities opgenomen kunnen worden om vanaf dat punt verder onderzoek mogelijk te maken. De scans kunnen een uitkomst zijn voor muzieknotatie die grote editoriale problemen oplevert wegens gebrek aan vooronderzoek, en zouden het gewenste onderzoek juist kunnen faciliteren.
-    Er moet een werkbare definitie van een ‘lied’ komen. Deze moet bij voorkeur ruim zijn, zodat ook alle informatie rondom het lied (opmerkingen buiten de bron) worden opgenomen.
-    Universitaire docenten zouden een deel van het werk met hun studenten kunnen uitvoeren; zij zouden dan vooraf met DBNL etc. te overleggen hoe men het materiaal aangeleverd wil krijgen (bijv. met of zonder muziek).
-    De aanvraag moet helder maken dat de voorgestelde onderzoeksvragen alleen te beantwoorden zijn als het corpus op de Dutch Songs-manier beschikbaar wordt. Hierbij kan gedacht worden aan begrippen als ‘contrafactuur’, ‘parallelteksten’, ‘tekstretrieval’, de ‘receptiegroep’ etc.
-    Meertalige liederen moeten worden opgenomen. Ook bundels waarin zowel Nederlandstalige als anderstalige (Latijnse, Franse, Duitse…) liederen voorkomen zouden idealiter volledig ontsloten moeten worden. De DBNL beperkt zich niet tot Nederlandstalige literatuur. Meertaligheid geeft immers relevante informatie over de context van Nederlandse liederen en over de groepsidentiteit.
-    Voor de NWO-aanvraag moet duidelijk gemaakt worden dat het project binnen een bepaalde tijd ‘af’is, dat komende generaties ermee aan de gang kunnen en dat het een maatschappelijke meerwaarde heeft. Afgaande op punten die deze middag belangrijk werden geacht (groepidentiteit, performance) zouden de doelen op lange termijn bijvoorbeeld kunnen zijn:
o    een liedgeschiedenis van de Nederlanden
o    het opzetten van een infrastructuur die op termijn internationaal kan worden uitgebreid
-    In de NWO-aanvraag moet duidelijk gemaakt worden dat de databank geen doel is, maar een middel. In de praktijk blijkt de instrumentele waarde van dit soort databases namelijk vaak te weinig. Er moet dan een aantal vraagstellingen geformuleerd worden, waarvoor de databank als instrument gebruikt kan worden.
-    Een onderbelicht aspect is thans nog de melodische kant. Voor musicologen is dit jammer: melodieën gaan immers over de taalgrenzen heen. Binnen de initiatiefgroep moet worden gezocht naar een manier om aan te haken bij het WITCHCRAFT-project, waarin al melodieën uit de Liederenbank worden ontsloten (maar nog niet allemaal).
-    Het onderzoek van de werkgroepen moet niet meteen verkaveld worden. Het is belangrijk één richtpunt af te spreken, waarbinnen onderzoekers hun eigen weg kunnen gaan. De voorgestelde Liedgeschiedenis van de Nederlanden kan een dergelijk einddoel zijn. Onderzoekstechnisch kunnen ‘de zingende groep’ en ‘performance’ richtpunten zijn. Via performance kan een groepsidentiteit onderzocht worden. Als voorzet kan alvast een aantal groepen gedefinieerd worden.
-    Er moet veel meer aandacht uitgaan naar internationale samenwerking: dat is het perspectief.
-    In internationaal verband is het dan ook belangrijk niet de BNM of het MNW aan de database te koppelen, maar muziekmateriaal. Zo worden alvast bruggen geslagen naar anderstalige liederen.
 

Deelnemers                                Belangstellenden/ verhinderd
Prof. dr Frank Willaert                 Drs Frans Wetzels
Drs Maartje Dewilde                    Dr Marijke Moyaart
Dr Frans Wiering                         Dr Piet Verkruijsse
Dr Rudolf Rasch                          Dr Aniko Daróczi
Drs Marie van Dijk                       Dr Charles van Leeuwen
Dr Ulrike Hascher-Burger             Dr Eberhard Nelson
Drs Ellen Kempers                       Drs Olga van Marion
Prof. dr Hubert Meeus                  Prof. dr Bart Ramakers
Dr Clara Strijbosch                      Prof. dr Maarten Prak
Drs Katrien van Effelterre             Prof. dr Stefaan Top
Jacques Klöters                           Dr Jeroen Salman
Prof. dr Eddy Grootes                  Dr Marijke Meijer Drees
Dr Natascha Veldhorst                 Prof. dr Andre Hannou
Prof. dr Paul Wackers                  Prof. dr Hermina Joldersma
Prof. dr Karl Kügle                       Hans van der Veen
Drs Pieter Moelans                       Dr Karel Bostoen
Prof. dr Lia van Gemert                Dr Ike de Loos
Dr Annette Hemmes-Hoogstadt     Prof. dr Piet Visser
Dr Eugeen Schreurs                     Drs Wim Bosmans
Prof. dr Johan Oosterman             Drs Jos Houtsma
Drs Ineke van Beersum                Prof. dr Veerle Fraeters
Dr Rebecca Stewart                     Prof. dr Joost Kloek
Prof. dr Wim Gerritsen                 Dr Frans Blom
Dr Gisela Gerritsen    
Drs Marnix van Berchum    
Drs Ellen van der Grijn    
Dr Theodor Dimitrescu